Regel verleden tijd
In de verleden tijd is er een onderscheid tussen zwakke en sterke werkwoorden.
Werkwoorden zijn zwak als ze in de verleden tijd dezelfde stam hebben als in de tegenwoordige tijd. De stam is steeds de ik-vorm van het werkwoord of kan je ook zien als het werkwoord zonder -en (bijvoorbeeld: stappen - stap). Bij de zwakke werkwoorden voeg je bij de stam +te(n) of +de(n) toe in de verleden tijd.
Werkwoorden zijn sterk als klinkers en in sommige gevallen ook medeklinkers veranderen, waardoor er een aparte stam voor de verleden tijd is (bijvoorbeeld: loop - liep). De vormen van sterke werkwoorden leer je het best uit je hoofd.
Werkwoorden zijn zwak als ze in de verleden tijd dezelfde stam hebben als in de tegenwoordige tijd. De stam is steeds de ik-vorm van het werkwoord of kan je ook zien als het werkwoord zonder -en (bijvoorbeeld: stappen - stap). Bij de zwakke werkwoorden voeg je bij de stam +te(n) of +de(n) toe in de verleden tijd.
Werkwoorden zijn sterk als klinkers en in sommige gevallen ook medeklinkers veranderen, waardoor er een aparte stam voor de verleden tijd is (bijvoorbeeld: loop - liep). De vormen van sterke werkwoorden leer je het best uit je hoofd.
Schema verleden tijd zwakke werkwoorden
Bij de zwakke werkwoorden voeg je een -te of -ten aan de stam toe als aan het einde van de stam een medeklinker uit 't kofschip (t, k, f, s, ch, p of sj) te horen is. In de andere gevallen voeg je -de of - den toe.
Vind je het 't kofschip moeilijk? Dan kan je het ook proberen horen.
Vind je het 't kofschip moeilijk? Dan kan je het ook proberen horen.
Opgelet!
Hoor je in de stam een -t of -d op het einde? Dan moet je in de verleden tijd een dubbele -t of -d schrijven.
Bijvoorbeeld:
Ik wachtte op de bus.
De kaars brandde al de hele dag.
Bijvoorbeeld:
Ik wachtte op de bus.
De kaars brandde al de hele dag.
Oefeningen
Via deze quizlet kan je de verleden tijd inoefenen in 20 zinnen. Wil je graag meer oefeningen? Dan kan je steeds een bundel bij de studentenbegeleiding komen halen.
Klik onderaan op 'kies leermethode' en kies op welke manier je wil leren. Je kan kiezen uit:
Klik onderaan op 'kies leermethode' en kies op welke manier je wil leren. Je kan kiezen uit:
- Combineren = sleep de woorden die bij elkaar horen samen.
- Leren = Klik het juiste antwoord aan dat hoort bij het gegeven woord
- Test = Maak een toets met de geleerde schooltaalwoorden
- Kaarten = Leer de schooltaalwoorden door de kaarten te leren
- Speller = Luister naar het woord en typ het woord